Skip to content

De lach van de monikken in de Tibetaanse traditie: een herinnering

In de zomer van 1999 was ik in Ladakh, hoog in de Himalaya in Noord-India grenzend aan Tibet.  Ladakh heeft dan ook een Tibetaans Boeddhistische cultuur. Bij toeval kwam ik Nawang tegen, een monnik en leraar. Hij sprak vloeiend Engels en dat was ongebruikelijk in Ladakh. Hij nodigde me uit om bij hem te logeren en Engels aan de jonge monniken te leren. En dat deed ik dan ook en zo geschiedde.


Bewieroken

In die zomer was er een belangrijke lama (spirituele leraar) op rondtocht langs de verschillende kloosters. Hij gaf onderricht aan monniken en dorpelingen. Hij was een ernstige man en in mijn ogen wat chagrijnig.  En dat terwijl de Tibetanen zo bekend staan om hun goedlachsheid. Nu kwam hij in het klooster waar ik verbleef. Mensen uit de omliggende dorpen stroomden naar het klooster om daar enkele dagen te blijven. De dag waarop de lama arriveerde besloot ik in het kloosterwinkeltje enkele rolletjes wierook te kopen om mee naar huis te nemen. De man die mij hielp keek zo verheugd bij mijn aankoop dat ik het een beetje vreemd vond, maar zijn uitstraling was zo groot dat ik tenslotte begreep dat de wierook uitgedeeld moest worden aan de jonge monniken om zo de lama bij aankomst te bewieroken. Dat heb ik dus in volle overtuiging gedaan, al was het lastig om bij stevige wind de wierook brandend te krijgen.


Een waardige rituele begroeting

Toen de ernstige lama uit de auto was gestapt en met zijn gevolg naar de ontvangstzaal was geleid, vonden de oudere monniken dat ook ik hem moest begroeten en wel als eerste! Ik kreeg een witte sjaal in mijn handen, die ik al eerder had gezien, gedrapeerd over Boeddhabeelden. Het is een rituele sjaal en ik begreep dat ik deze aan de lama moest geven, maar verder begreep ik er niets van. Ik wilde dus liever niet als eerste, maar de monniken stonden erop dat ik als eerste zou gaan. En dat alles werd mij in gebaren en met geduw duidelijk gemaakt. Ik liep dus maar rustig met de sjaal in mijn handen naar de lama. Hij zat daar op een meditatiekussen op de grond achter een lage lange tafel en naast hem zaten andere lama’s. Het was een hele rij in bordeauxrood geklede mannen. Ernstig kijkend. Ik gaf het witte sjaaltje als een propje aan de lama en maakte een diepe buiging voor hem. Hij legde de opgepropte sjaal op mijn hoofd terwijl ik gebogen voor hem stond. En toen begon hij hartelijk en uitbundig te lachen. En alle lama’s lachten uitbundig met hem mee. Ik voelde me idioot en wist dat ik iets niet goed had gedaan. Ze lachten om mij! Toen ik op mijn schreden was teruggekeerd, legden de enigszins geschrokken monniken mij uit dat ik de sjaal over mijn beide handen had moeten draperen, en zo aan de lama had moeten geven, zodat hij de sjaal over mijn nek had kunnen draperen. Dat was een waardige rituele handeling geweest. Wel had ik een diepe innerlijke troost: ik had de ernstige lama aan het lachen gekregen. Zo was het weer passend in het Tibetaanse monnikendom.