De innerlijke weg
Hier leest u de mystieke teksten aan de hand waarvan wij onze eigen unieke weg hebben verkend tijdens het bezinningsweekend in Steyl (22-24 april 2016) of de avonden mystieke tekstlezing in Oosterhout (maandag 18, 25 april en 9, 23 mei 2016) met het thema: de innerlijke weg. Tijdens het bezinningsweekend zullen ook creatieve werkvormen, zang en stilte ons begeleiden op de weg naar binnen.
Martin Buber: Ingaan in jouw weg
Soetra van de mededogende: Geef mij richting
Jan van het Kruis: In het duister gaan
Thomas Merton: In de diepte gaan
Hadewijch: Wegen blijven zien
Martin Buber: Ingaan in jouw weg
Alle mensen hebben toegang tot God, maar ieder heeft een andere. Juist in de verscheidenheid van de mensen, in de verscheidenheid van hun aanleg en hun neigingen, ligt de grote mogelijkheid voor het mensdom. Gods alomvattend Wezen openbaart zich in de oneindige veelheid van wegen die tot God voeren, waarvan elke voor de mens openstaat.
God zegt niet: ‘Dit is een weg die tot Mij voert, en die echter niet’, maar God zegt: ‘Alles wat je doet, kan een weg zijn tot Mij, als je het maar zo doet, dat het je tot Mij leidt’
Wat echter datgene is dat juist deze mens, en geen andere, doen kan en doen mag, kan haar alleen uit haarzelf duidelijk worden. Het kan slechts op een dwaalspoor voeren indien iemand ernaar kijkt hoever een ander het heeft gebracht en zij tracht hem dit na te doen; want daardoor ontgaat haar juist datgene waartoe zij en uitsluitend zij geroepen is.
Langs welke weg een mens tot God komt, kan dus niets anders dan het inzicht in haar eigen wezen haar zeggen, het inzicht in haar ware aanleg en haar ware neigingen. ‘Ieder draagt iets kostbaars in zich, dat in geen ander te vinden is.’ Wat echter dit ‘kostbare’ is in een mens, kan zij slechts ontdekken wanneer zij haar sterkste gevoelens, haar innigste wens, datgene in haar wat haar diepste innerlijk beroert, waarachtig beseft.
Soetra van de mededogende: Geef mij richting
Eer aan Haar die naar de noodkreten
die enkel mededogen is,
die de sprong waagt voorbij alle angst.
Dat ik mag ingaan tot dit hart dat luistert,
het is van alle zingeving de volheid,
grond en loutering van al wat leeft.
O alziende, o al-overstijgende, oneindig mededogende:
dit is mijn hart, doe hier jouw werk.
Oh mededogende, kom en luister. 0, kom en luister.
Spreek, spreek en geef mij richting.
Gezegend, moed die onbegrensd vertrouwen schenkt,
die altijd dieper het bestaan doordringt.
Dat deze bede steeds meer uit het hart mag komen
en steeds dieper werken mag…
Jan van het Kruis: In het duister gaan
Geen licht, geen gids, dan wat er gloeide in het hart; dat gidste mij.
De reden ook dat de ziel niet alleen veilig gaat, zo in het donker, maar eveneens meer winst behaalt en vorderingen maakt, is in het volgende gelegen. Wanneer zij voortgang boekt en vorderingen maakt, gebeurt dit meestal op een wijze die zij zelf het minst begrijpt. Zij denkt gewoonlijk veeleer, dat zij verloren loopt. Aangezien zij nooit eerder die nieuwe ervaring had die haar doet uitgaan uit haar vroegere manier van doen en haar verblindt en verwart, meent zij eerder dat zij verloren loopt dan dat zij het goed doet en vooruitgaat. Zij ziet immers dat zij verliest wat zij wist en smaakte, en zij ziet zich gaan langs een weg waarop zij niet weet of smaakt.
Zo gaat een reiziger, om naar nieuwe gebieden te gaan die hij niet kent en waar hij geen ondervinding van heeft, langs nieuwe wegen, die hij niet kent en nog niet heeft beproefd. Wat hij van tevoren wist, is hem nu niet tot gids en twijfelend gaat hij voort op het woord van anderen. En het is duidelijk dat hij nooit in een nieuw gebied zou kunnen komen of meer te weten zou komen dan wat hij al wist, als hij niet nieuwe, onbekende wegen zou gaan en de bekende zou achterlaten.
Zo ook gaat degene die meer bijzonderheden van een vak of een kunst aan het leren is, altijd in het duister en niet met zijn vroegere kennis, want als hij die niet zou achterlaten, zou hij nooit daarvan loskomen of verder vorderingen maken. Zo, op dezelfde manier: hoe meer de ziel vooruitgaat, hoe meer zij gaat in duisternis en niet-weten.
Omdat God — zoals wij zeiden — de leermeester en gids is van deze blinde, namelijk de ziel.
Thomas Merton: In de diepte gaan
Er bestaat een punt waarin ik God kan ontmoeten in een echt en ervaarbaar contact met Gods oneindige werkelijkheid. Dit is de “plaats” van God, Gods heiligdom. Het is het punt waar mijn toevallige bestaan afhangt van Gods liefde. In mijzelf is er een figuurlijk toppunt van bestaan, waarin ik in leven wordt gehouden door mijn schepper.
Geen eigen inspanning kan je in wezenlijk contact met God brengen. Tenzij God zichzelf in jou uit, tenzij God Gods eigen naam uitspreekt in het centrum van je ziel
Onze ontdekking van God is op een bepaalde manier Gods ontdekking van ons. We kunnen niet naar de hemel reizen om God te vinden, omdat we niet kunnen weten waar de hemel is of wat de hemel is. God komt uit de hemel en vindt ons. God kijkt naar ons uit in de diepte van Gods eigen oneindige wezen, dat overal aanwezig is, en wanneer God ons aanziet, geeft ons dat een nieuw bestaan en een nieuwe geest waarin we ook God kunnen ontdekken. We kennen God slechts voor zover wij door God worden gekend en ons schouwen van God maakt deel uit van Gods schouwen van zichzelf.
We worden contemplatief, wanneer God zichzelf in ons ontdekt. Op dat moment opent zich het punt van ons contact met God, trekken we door het centrum van onze eigen nietigheid en gaan binnen in de oneindige werkelijkheid, waar we ontwaken als ons ware zelf.
Hadewijch: Wegen blijven zien
Wie de liefde volledig wil verkennen, mag ver reizen:
Door haar weidse weidsheid,
haar hoogste hoogte,
haar diepste afgrond.
Zij mag door alle stormen heen de wegen blijven zien.
Zó iemand leert het wonder van haar wonder kennen,
En wel door de wilde weidsheid helemaal door te gaan,
Te doorlopen zonder te blijven staan,
Door de hoogte te doorvliegen en te doorklimmen,
En de afgrond te doorzwemmen,
Om daar, als liefde, liefde geheel te ontvangen.