Liefdevol mysterie: een visioen van Julianne van Norwich

Liefdevol mysterie dat ons vormt in tijd en eeuwigheid

Een visioen van Julianne van Norwich

 

Met haar Visioen van liefde is de Engelse mystica Julianne van Norwich voor mij al lange tijd een gesprekspartner op mijn levensweg en dat uit zich in mijn vertrouwen en overgave aan een diep mysterie dat mij vormt. Julianne ontving haar visioen op 13 mei 1342. Zij was toen 30 jaar oud. Meer dan twintig jaar heeft zij over haar visioen gereflecteerd om de wijsheid ervan te doorgronden en verwoorden.[1] Wat zij toentertijd niet kon weten, is dat de wijsheid die zij ontdekt ook is vormgegeven in verschillende levensbeschouwingen en dat de huidige wetenschap dichtbij dit onuitsprekelijke inzicht staat. Zo schrijft Julianne vanuit het christelijke idee van schepping uit niets:

 

Zo begreep ik dat de mens gevormd is uit niets. Dat wil zeggen, een mens is gevormd maar uit niets dat reeds gevormd is, maar wel als volgt: om het lichaam van de mens te creëren werd de klei van de aarde genomen om het te boetseren uit deze mengeling van stoffen geweven uit zintuiglijke materie. Maar in de vorming van het innerlijk van de mens wordt niets ter hand genomen en zo wordt het gevormd. Zo is de menselijke natuur wezenlijk één met haar vormgever die onze ongevormde natuur is en dat is God.

 

Hier raken we aan het mysterie dat het heelal en al het leven uit niets is ontstaan. In dit schouwen ziet Julianne dat de oorsprong van het heelal voortkomt uit goddelijke liefde. Een onuitsprekelijk inzicht. Vanuit het christelijke verstaan van God als schepper kunnen we spreken over ongeschapen (God) en geschapen (schepsel). De boeddhistische traditie spreekt over de ultieme en de historische dimensie. In het Taoïsme is de Tao het ongevormde dat aan de oorsprong ligt van de vorming van het universum. Vanuit tradities van mystieke omvorming, dat het grondwoord is in de mystiek, kunnen we spreken van het ongevormde en gevormde. Beide dimensies zijn níet van elkaar gescheiden. Zij zijn met elkaar verweven in het weefsel van al het leven. De zenmonnik Thich Nhat Hanh begrijpt de ultieme dimensie als een vorm die niet gezien kan worden, maar een werking heeft in het leven en ons omvormt door onze levenservaringen en tot een ander persoon maakt.

 

Als we naar planten kijken, zien we ook wonderen van weten. De appelboom weet hoe hij wortels, takken, bladeren, bloemen en fruit moet maken. Je zegt dat de appelboom, die geen intelligentie heeft, geen andere keuze heeft. Maar je ribben, je klieren, je ruggengraat heb je die met je intelligentie gecreëerd? Het is de werking van ‘wijsheid’, die alles omvat, inclusief ons vermogen om te denken. We moeten ‘wijsheid’ niet beschouwen als iets van buitenaf dat leven in het universum ademt. Het is het leven van het universum zelf.[2]

Julianne’s schouwen is even onbegrijpelijk als de huidige wetenschap die miljoenen jaren in de tijd terugkijkt naar de oerknal waaruit het universum ontstaan is. Wetenschappers beogen terug te kijken naar het ontstaan van het heelal, de oerknal. Hoe kunnen we ons dat terugkijken in de tijd voorstellen? Hoe is dat mogelijk? Wat wetenschappers de oerknal noemen, noemt Julianne God. De oerknal waaruit het heelal is ontstaan, is liefdevol. Hoe we het ook noemen, het blijft een mysterie. God mogen we ook het onnoembare noemen, het onbegrijpelijke, het mysterie, eeuwigheid, liefde, licht, leven, het niets. Als kind kunnen we ons al verwonderen over het universum en dat wij als mens daarin leven. Het is fascinerend dat begrippen van begin en einde geen greep op het heelal kunnen krijgen. Het gaat onze verbeelding verre te boven. Wat is de oorsprong van het heelal? Als het heelal ooit is begonnen hoe was het dan voordat het begonnen is? En hoe kunnen we ons het einde van het heelal voorstellen? Hoe is het dan voorbij dat einde? In de astrofysische wetenschap houden volwassenen zich met deze wonderlijke vragen bezig. Ook zij ervaren dit kijken naar het ontstaan van het heelal als kijken in de eeuwigheid van God.[3]

 

In haar visioen van een klein balletje zijn de drie visionaire waarnemingsvormen van zien, horen en schouwen prachtig met elkaar verweven om het onuitsprekelijke mysterie van het leven zichtbaar te maken.

 

En in dit visioen zag ik een klein ding, zo groot als een hazelnoot, dat rond als een balletje in de palm van mijn hand leek te liggen. Ik keek met het oog van mijn begripsvermogen, en dacht: “Wat zou dit kunnen zijn?” En mij werd geantwoord: “Dit is al het leven.”

 

Verwonderd vroeg ik me af hoe het kon blijven voortduren, want ik dacht dat het uit kleinheid plots in het niets zou vallen. En voor zover ik kon begrijpen ontving ik het antwoord: “Het leven ís en zal eeuwig zíjn, want God bemint het. En zo ontstaat al het leven uit Gods liefde.”

 

Ik zag in deze kleine ronding drie eigenschappen: het eerste is dat een goddelijk mysterie het leven vormgeeft, het tweede is dat het wordt bemind, het derde is dat het wordt beschermd. Maar wat schouw ik daarin en wat betekent dat voor mij? Waarachtig, de vormer, de beschermer en de minnaar.

 

We kunnen ons dat balletje verbeelden als een hazelnoot. De harde schil doet niet vermoeden welk mysterie zich aan de binnenkant van de hazelnoot kan voltrekken. Dat in de zachtere binnenkant van de hazelnoot een scheppingskracht zit die onze ogen niet waarnemen. Als we met het oog van ons begripsvermogen als het ware naar binnen kijken zien we in het zaad de kiemkracht waaruit het leven gevormd kan worden. Deze potentie wordt pas zichtbaar wanneer de schil openbreekt, het zaad ontkiemt en de zachtere binnenkant van de noot een andere vorm krijgt.

 

We kunnen ons dat balletje ook verbeelden als de aarde zoals astronauten vanuit de ruimte haar waarnemen. In de grootsheid van het heelal is de aarde een klein dingetje en zou zo in het niets kunnen vervallen, maar gedragen door de zwaartekracht blijft het zich bewegen tussen zon, maan, planeten en sterren.  

 

 

Tijd en eeuwigheid

 

Kijken naar al het leven kan een niet onder woorden te brengen verwondering oproepen en een diep gevoel van betekenis geven. Ons menselijk perspectief op onszelf als middelpunt van al het leven valt in het niets. Immers, de hazelnoot is klein, daarentegen de mens groot. Maar de mens is nietig ten opzichte van de aarde. Op haar beurt is de aarde slechts een hazelnoot in het heelal. In het zien van de ontelbare sterren aan het firmament, de grootsheid van bergen, de weidsheid van de zee, een zonsondergang, de eenvoud van een grasspriet kan een gevoel van nietigheid ons overspoelen in verwondering dat we er zijn.

 

Verwonderd vroeg ik me af hoe het kon blijven voortduren, want ik dacht dat het uit kleinheid plots in het niets zou vallen.

 

Het visioen van het balletje in de palm van haar hand openbaart de verwevenheid van zijn en niet-zijn, van tijd en eeuwigheid. Uit zichzelf is de hazelnoot alles en toch ook niets. Groei en levensbestemming van de hazelaar ontstaan in de kiemkracht en de samenwerking tussen energieën die aanwezig zijn in het zonnelicht en mineralen en vocht in de aarde. Of in de sappen in onze spijsvertering. Wij kunnen de noot eten als smakelijke voeding voor ons lichaam, de noot verteren en de voedingstoffen in onze organen opnemen. Wonderlijk hoe alles met elkaar verweven is en in deze verwevenheid steeds een andere vorm ontvangt.

 

Als astronaut in de ruimte zie je de prachtige kleurrijkheid van de aarde; turquoise water, rode woestijnen, groene meertje en okergele hoogvlaktes. En ‘s nachts is de aarde als een zwart tapijt dat goud bestikt is met lichtpuntjes. De dampkring ziet er zo fragiel uit dat je het gevoel krijgt dat je die zo kunt wegblazen. In de onmetelijke ruimte wordt gezien dat de aarde en de mensen samen met andere planeten en de maan onderdeel zijn van een zonnestelsel. Dat geeft een kosmisch doorvoelen dat we gemaakt zijn van sterrenstof en deel van een groter geheel. Mijn sterrenstof wordt bij mijn sterven weer opgenomen in dat grotere geheel.[4]

 

En voor zover ik kon begrijpen ontving ik het antwoord: “Het leven ís en zal eeuwig zíjn, want God bemint het. En zo ontstaat al het leven uit Gods liefde.”

 

Julianne ziet een glimp van al het leven in het licht van de eeuwigheid. Een onbegrijpelijk inzicht. Het weefsel van het heelal is liefdevol. De atomen en het DNA waaruit het heelal, alle hemellichamen en ons lichaam zich vormen zijn liefdevol. Liefde is aanwezig in de hazelnoot die uitgroeit tot een hazelaar of zich ontbindt om voeding te zijn voor ons lichaam. Liefde is aanwezig in de zuurstof die we inademen. Het wonder is dat we ieder moment ons leven ontvangen uit niets, zonder enige inspanning van onszelf. Ieder moment klopt ons hart, ieder moment ademen onze longen in en uit, ieder moment verteren onze ingewanden het voedsel dat ons lichaam nodig heeft. Ieder moment laten onze ogen het licht toe, onze oren geluid, onze huid aanraking, onze neus geur en onze tong smaak. Ieder moment zorgen onze hersenen en zenuwen voor de aansturing van onze lichamelijke en zintuiglijke organen. De levensenergie die ons leven mogelijk maakt zal nooit in het niets verdwijnen omdat het mysterie dat het leven vormgeeft eeuwig is.

 

Vertrouwen op een liefdevol mysterie

 

Ik zag in deze kleine ronding drie eigenschappen: het eerste is dat een goddelijk mysterie het leven vormgeeft, het tweede is dat het wordt bemind, het derde is dat het wordt beschermd. Maar wat schouw ik daarin en wat betekent dat voor mij? Waarachtig, de vormer, de beschermer en de minnaar.

 

Liefde is aanwezig in de oorsprong van de mens en in de omvorming die zich gedurende ons leven voltrekt in ons lichaam en onze emoties en begripsvermogen. Wat betekent het voor mij dat ik ieder moment vanuit een mysterie wordt vormgegeven, ieder moment wordt bemind en ieder moment wordt beschermd? Het aanvoelen van dit mysterie ontwaakt ons verlangen om in onze persoonlijke levenservaringen te schouwen wat het goddelijke scheppingsmysterie is en hoe onze mystieke weg zich daarin toont. Ons verlangen is het zintuig dat de aanraking met het goddelijk mysterie voelt. Ons verlangen voelt aan dat we bemind worden, en heeft weet van het nog onbekende wat God wil laten ontdekken en voltooien in ons. We kunnen ons dit verbeelden als een liefdesrelatie tussen twee minnaars. In de liefdesrelatie word je aan jezelf gegeven, wanneer de ander jou aanvoelt en zich afstemt op jou en jij je in wederkerigheid afstemt op de ander. Het toelaten van het bemind worden gebeurt voorzichtig, aarzelend want er is vertrouwen nodig om onszelf bloot te geven. Als een geleidelijk aan afpellen van alle weerstanden tegen het beminnen.

 

Ontvankelijk zijn voor deze liefdevolle vorming is de bron van innerlijke rust en een dragende kracht. Wij zijn door onze levenservaringen op een bepaalde manier gevormd. Wij blijven vanuit die vorm voortdurend onszelf en ons leven vormgeven omdat we graag controle houden over ons leven. Tot we gaan ervaren dat wij het eigenlijk ook niet weten en onze greep los durven laten. Durven we te vertrouwen op dat wat we nog niet weten? En wanneer we niet weten, dan mogen we vragen door welke kracht ons leven wordt bewogen. Zoals de natuur wordt bewogen. Of onze ademhaling. Onze gedachten, onze voeten en ogen. Als die levensbewegingen zo natuurlijk aan ons gegeven worden, mogen we dan ook vertrouwen dat we bewogen worden in hoe we onze weg gaan in ons leven? Geleidelijk aan gaan we vertrouwen dat het niets waaruit wij ons leven ontvangen ook de wijsheid heeft om ons leven zo te vormen dat ons verlangen vorm kan krijgen. Wij ontvormen ons aan datgene wat we ons kunnen voorstellen om mee te bewegen met datgene wat we ons niet kunnen voorstellen. Misschien is deze omvorming het perspectief in ons leven en sterven; we verlaten onze vertrouwde vorm om ons toe te vertrouwen aan een ongekende beweging, een onnoembare zachtheid die ons tot onszelf brengt.

 

 

Mystieke weg als ontvankelijkheid

 

Ik zag in deze kleine ronding drie eigenschappen: het eerste is dat een goddelijk mysterie het leven vormgeeft, het tweede is dat het wordt bemind, het derde is dat het wordt beschermd. Maar wat schouw ik daarin en wat betekent dat voor mij? Waarachtig, de vormer, de beschermer en de minnaar.

 

In dit schouwen van de oorsprong van al het leven gaat Julianne zien met de ogen van God. Zij ziet drie eigenschappen van een goddelijke scheppingsenergie: deze scheppingsenergie creëert al het leven, bemint al het leven, beschermt al het leven. God is een scheppende levensenergie dat voor ons ten diepste een mysterie blijft. Dat mysterie is creatief, liefdevol en beschermend. Het aanvoelen van het mysterie ontwaakt ons verlangen om in onze levenservaringen te schouwen wat de betekenis van het goddelijke scheppingsmysterie is en van de mystieke weg die zich daarin toont. Wat laat zich schouwen in dat mysterie en wat betekent het voor mij? Wat betekent het voor mij dat ik ieder moment vanuit dat mysterie wordt vormgegeven, ieder moment wordt bemind en ieder moment wordt beschermd? Wat betekent het voor mij om ontvankelijk te zijn voor de vormer, de beschermer en de minnaar?

 

In het besef dat wij continue uit het niets van de goddelijke scheppingsenergie gevormd worden ligt de openheid voor de mystieke omvorming. Mystiek betekent dan het ontvankelijk zijn voor de vormende kracht van het mysterie dat onze oorsprong is. Mystieke ervaring is een intens innerlijk doorvoelen van dit goddelijk mysterie in het weefsel van het heelal. Ineens ontstaat er van binnenuit een besef dat al het leven is doordrongen van een creatieve levensenergie die vormgeeft, bemint en beschermt.

 

Want totdat ik ten diepste één ben met het mysterie, zal ik nooit innerlijke rust of puur geluk kennen. Dat wil zeggen: dat ik zo in het mysterie gegrond ben, dat er tussen mijn mysterie en mij niets is dat door mij gevormd is. Deze kleine gevormde ronding, ik had het gevoel dat het zo nietig was dat het in het niets had kunnen verzinken. Dit is goed om te weten, opdat we ervan genieten ons te nieten van al hetgeen door ons gevormd is, om de vorming door het ongevormde lief te hebben en erin mee te bewegen.

 

 

 

In het diepe schouwen van het scheppingsmysterie ontstaat een besef dat het niets een mystieke grondhouding is. De mystieke weg van het niets vloeit voort uit het besef van de twee dimensies van unmade en made. Unmade is het ongemaakte en ongevormde; het goddelijke mysterie van het niets, dat in zichzelf geen vorm heeft en aan de oorsprong staat van alle vormgevingen. De dimensie van het made is al het leven dat gemaakt en gevormd is. Wij, de mens, het heelal en al het leven zijn made, gevormd. Wij mensen hebben een vorm, zowel lichamelijk als emotioneel en verstandelijk.

 

Het mysterie, het on-geschapene en on-gevormde is on-noembaar anders dan wij ons als mens kunnen voorstellen. Om een aanvoelen te krijgen voor dit onbegrijpelijke mysterie, wordt in dit visioen het woord nought in steeds verschillende klankkleuren gevormd. Nought betekent niets.

* Het niets waaruit wij gevormd worden:  zo begreep ik dat de mens gevormd is uit niets.

* Het niets waarin wij níet terugvallen: ik dacht dat het uit kleinheid plots in het niets zou vallen.

* Het niets tussen het mysterie en ons: dat er tussen mijn mysterie en mij niets is.

* De nieting aan al hetgeen door ons gevormd is: ons te nieten (to nought) van al hetgeen door ons gevormd is, om de vorming door het ongevormde lief te hebben en erin mee te bewegen.

 

Vanuit dit besef dat er niets is dan een verwevenheid tussen gevormde, ongevormde en vormer: made, unmade and maker, wordt nought een levenshouding: to nought. Onze levenservaring laat ons ontdekken wat bedoeld is in deze dynamiek tussen het gevormde en het ongevormde en wat het betekent om mee te bewegen met het mysterie dat ons vormt. Zo is het van betekenis om de dynamiek van het niets in onze levensvorming te ontdekken.

 

Wat betekent to nought en hoe doe je dat? To nought kunnen we begrijpen als nieting of onthechting. Het is te vertalen als niet of ont; niet weten, niet doen, niet oordelen; ontbloten, ontverbergen, onthechten, ontwikkelen, ontplooien, ontspannen, ontdekken. In de verwevenheid tussen het ongevormde (unmade) en het gevormde (made) ligt de betekenis van nieting en omvorming. Ontvankelijkheid voor het ongevormde komt tot uiting in een houding van nietigheid, nieting en niet- weten.

 

We kunnen ook zeggen: ontvormen aan de wijze waarop wij onszelf vormen. Wij zijn door onze levenservaringen op een bepaalde manier gevormd en wij blijven vanuit die vorm voortdurend onszelf en ons leven vormgeven. We willen graag de leider van ons leven zijn. Tot we gaan ervaren dat onze leidinggevende, onze regisseur, het eigenlijk ook niet weet en geleidelijk aan gaan vertrouwen dat het niets waaruit wij ons leven ontvangen ook de wijsheid heeft om ons leven zo   vormen dat ons verlangen vorm kan krijgen. Ont-vormen is een nieuw woord dat gevoelig maakt voor de mystieke omvorming. Wij ontvormen ons aan datgene wat we ons kunnen voorstellen om mee te bewegen met datgene wat we ons niet kunnen voorstellen. De vraag daarbij is steeds: wat betekent dat voor mij? Wat betekent het voor mij in deze concrete situatie om te nieten? Welke ont-vorming wordt er van mij gevraagd? Onthechten aan het bekende om te leven vanuit het on-bekende en het on-gevormde. Meebewegen in plaats van tegenwerken.

 

De vraag die we ons kunnen stellen is: wat wil er vanuit het ongevormde van de goddelijke scheppingsenergie zichtbaar worden? Hoe kijk ik naar wat er gebeurt? En durf ik mijn eigen beperkte wijze van zien los te laten om me toe te vertrouwen aan dit goddelijke zien?

 

Niet weten en toch vertrouwen zit diep in de elementen verborgen. Zoals de groei van de hazelnoot. De hazelnoot kan verschillende vormen aannemen. Als de noot in de aarde valt en haar originele vorm loslaat dan kan zij onder de juiste omstandigheden van water, zonlicht en mineralen uitgroeien tot een hazelaar. Of wij kunnen de noot eten als smakelijke voeding voor ons lichaam, de noot verteren en de voedingstoffen in onze organen opnemen. Wonderlijk hoe alles met elkaar verweven is en in deze verwevenheid zich omvormt in andere vormen. Zoals een larve onder water geduldig wacht tot zij vanuit een natuurlijke aandrang het water verlaat, zich ontpopt om een libelle worden en dan in de lucht haar vleugels uitslaat. Eerst ademend in het water, kan ze nu ademen in de lucht.

 

Misschien is deze omvorming het perspectief in ons leven en sterven, we verlaten onze vertrouwde vorm om ons toe te vertrouwen aan een ongekende beweging, een onnoembare zachtheid die ons tot onszelf brengt. Durven we te vertrouwen op dat wat we nog niet weten? En wanneer we niet weten, dan mogen we vragen door welke kracht ons leven wordt bewogen. Zoals de natuur wordt bewogen. Of onze ademhaling. Onze gedachten, onze voeten en ogen. Als die levensbewegingen zo natuurlijk aan ons gegeven worden, mogen we dan ook vertrouwen dat we bewogen worden in hoe we onze weg gaan in ons leven?

 

Immers de reden waarom we geen rust hebben in onszelf, is dat we hier naar rust op zoek gaan, in dit nietig dingetje waarin geen rust te vinden is, en we ons diepste mysterie niet kennen, veelzijdig, wijs en lief. In ons mysterie mogen we rusten. Wanneer wij onszelf vrij en liefdevol loslaten en ons toevertrouwen aan het alomvattende mysterie, dan kunnen we innerlijke rust ontvangen.

 

Julianne’s beeld van de hand waarin het balletje ligt, is een prachtige verbeelding van de mystieke eenwording tussen onze vorm en de goddelijke vorm. De hand van de ambachtsvrouw die het leven vormt op zo een wijze dat ons zelfbewustzijn ontvankelijk wil worden voor het diepere mysterie. Wij zijn gevormd uit de klei van de aarde en God geeft als een pottenbakster de klei vorm, in ons lichaam, gevoel en verstand. Irenaeus van Lyon (ca. 130-202) schreef over het bewust worden van de klei waaruit we gevormd zijn. Hij noemt de mystieke weg ‘zacht blijven’. Zacht blijven is dan een andere verbeelding van de mystieke weg van het niets. Het niet-verharden. Zacht blijven in onze vorming door de goddelijke scheppingsenergie. Als we verharden dan kunnen Gods vingers geen afdruk in ons achterlaten. Hoe blijven we zacht en wat betekent dat voor ons?

 

Want jij vormt God niet, het is God die jou vormt. Als jij het werk van God bent, wacht dan op de hand van de Kunstenaar die alles op Gods tijd doet, op de juiste tijd voor zover het jou betreft, wiens vorming wordt voltooid. Bied God je hart aan, zacht en kneedbaar, en onderhoud de vorm waarin de Kunstenaar je gemodelleerd heeft. Laat je klei vochtig zijn, anders word je hard en verdwijnt de afdruk van Gods vingers. Door het oorspronkelijke ontwerp te behouden geef je je over aan je vervolmaking, want Gods ambachtelijke werk heeft de zachte klei in jou verborgen. Gods hand heeft jouw wezen gevormd. Want scheppen is een eigenschap van Gods goedheid, maar geschapen worden is een eigenschap van de menselijke natuur. Als jij dan aan God geeft wat van jou is, dat is, geloof en overgave aan God, dan zal je Gods ambachtschap ondervinden en zal je het perfecte werk van God worden.[5]

 

Dit onuitsprekelijke en onbegrijpelijke inzicht in de oorsprong van al het leven kunnen we beleven als we openstaan voor de mystagogie, voor een begeleiding in het mysterie door de liefde zelf. Het mysterie, het ongeschapene en ongevormde, is creatief in onze vormgeving zoals de hand van de pottenbakker de klei vormt. Ontvankelijk zijn voor deze vorming is de bron van innerlijke rust. Het mysterie, het ongevormde, is liefhebbend. Liefde vormt ons bewustzijn om zacht te blijven in onszelf.
Het mysterie, het ongevormde, is beschermend. Deze bescherming vormt in ons het vertrouwen om ontvankelijk te worden. Als wij durven vertrouwen op dit vormingsproces dan is het onvermijdelijk dat wij vanuit ons diepste mysterie in liefde omgevormd worden.

 

Ik zag in dit visioen het ultieme genoegen dat mijn diepste mysterie ervaart wanneer ik als geliefde me naakt, integer en intiem toevertrouw aan mijn innerlijk mysterie. Zo voel ik het natuurlijke verlangen in ieder mens die is aangeraakt door dit mysterie:

 

“Mijn diepste mysterie, geef mij mezelf. Want in jou vind ik mijn vertrouwen en ik mag niets bescheideners vragen dan elkaar volkomen te aanvaarden. En zou ik ook maar iets minder verlangen, dan zal ik altijd onvoltooid blijven. Want in mijn diepste mysterie heb ik alles.”

 

Deze woorden, “Geef mij mezelf” zijn lievelingswoorden van ieder mens en een tedere uiting van de aanraking door het mysterievolle verlangen.

 

In ons verlangen ligt de motivatie tot overgave aan de scheppende hand van God, de vormgevende levensenergie van ons mysterie door wie we aan onszelf gegeven worden. Ons verlangen is het zintuig dat de aanraking met het goddelijk mysterie voelt en tevens aanvoelt waarin onze voltooiing ligt. Het verlangen voelt aan dat we bemind worden, heeft weet van iets wat zich wil laten ontdekken en wil voltooien in ons. Hoe wij vol-tooid worden. De wederkerigheid van ont- is vol-; onthechting brengt voltooiing.

 

In het toevertrouwen aan ons diepste mysterie is er een wederkerigheid van verlangen en genoegen. We kunnen ons dit verbeelden als een liefdesrelatie tussen twee minnaars. In de liefdesrelatie met een andere mens word je aan jezelf gegeven, wanneer de ander jouw aanvoelt en zich afstemt op jou en jij je in wederkerigheid afstemt op de ander. Als dat aanvoelen en afstemmen tussen twee mensen gebeurt, geeft dat een dragende kracht in onze identiteit. Dan mogen we onszelf zijn en worden we vanuit ons onbekende eigene aan onszelf gegeven. Datgene wat nog onbekend is van onszelf, waar wij een mysterie zijn voor onszelf, en waar wij een verlangen naar voelen kan zich geleidelijk aan ontplooien en in ons zelfbeeld geïntegreerd raken. Het toelaten van het bemind worden gebeurt voorzichtig, aarzelend want er is vertrouwen nodig om zichzelf bloot te geven. Als een geleidelijk aan afpellen van alle weerstanden ertegen. En deze weerstanden zijn diep in onze emoties en verstand vorm gegeven. In het verlangen om open te staan voor het beminnen ontstaat langzamerhand verzachting en aanraking.

 

In het niet weten is er een aanvoelen van een alomvattend weten dat het mysterie ons begeleidt, bemint en beschermt.

 

 

 

[1] Julianne van Norwich, Als de liefde alles wordt (Berne Media, 2019). Citaten zijn mijn eigen vertaling.

[2] Thich Nhat Hanh, The Sun My Heart, 59.

[3] Heino Falcke, ‘Man van het zwarte gat: ‘God is het begin en het eind’’, in: NRC, 19 april 2019.

[4] André Kuipers in een televisie interview met Coen Verbraak in Over Leven 07-09-2022 (min. 8-15).

[5] Irenaeus of Lyon, Against Heresies, 4.39.2.

Het mysterie van een liefhebbende kosmos

Wederom heb ik me verwonderd over de nabijheid van kosmologie en mystiek. Thomas Hertog, in het tv-programma Zomergasten van 23 juli, verwoordt het ontstaan en de natuur van de kosmos als mysteries waaruit religie, kunst en wetenschap opborrelen. We gaan in de oerknal en in de kosmos op zoek naar de ultieme waarheid en komen toch weer bij onszelf uit.

Het is een mysterie dat de kosmos biofiel is, een liefhebbende natuur heeft, waardoor het heelal zich zo heeft geëvolueerd dat het leven op aarde is ontstaan. We moeten de taal nog ontwikkelen om het mysterie van de kosmos te kunnen duiden. De kosmos is immers zo totaal anders dan we kunnen begrijpen. Onze ideeën over begin en over natuurwetten moeten worden losgelaten om de oerknal ook maar enigszins te kunnen bevatten. Onze intuïtie is leidend in het ontdekken van het onbegrijpelijke. De natuur van de kosmos gidst ons op de weg van onderzoek, begeleidt ons om tot verrassende ontdekkingen te komen. Dat is mystagogie, het mysterie zelf begeleidt ons op liefdevolle wijze.

 

Wat hier gezegd wordt over de kosmos en het wetenschappelijk onderzoek naar dit grote mysterie raakt zo aan het onkenbare van God / de ultieme dimensie en aan de mystiek die woorden probeert te geven aan de aardse spiritualiteit die hieruit voortvloeit. Hoe is dit mysterie verweven met ons bewustzijn, intuïtie, verlangen, vertrouwen en ontvangen van onverwachte mogelijkheden? 

Van harte nodig ik je uit om te bezinnen op dit mysterie. Het is onvermijdelijk dat de mystieke ervaring zich in ons leven aandient, want het is even natuurlijk als onze ademhaling.

 

Thich Nhat Hanh

 

Sinds kort ben ik terug bij mijn eerste liefde Thich Nhat Hanh. Ook wel Thay genoemd, wat leraar betekent. Ik herlees zijn boeken, dagboeken, verhalen en gedichten. Via de Plum Village app beluister ik nu thuis meditaties, waaronder het geluid van de bosuil bij Thay’s hut en de klaterende regen op de veranda. Ooit mocht ik op bezoek komen in zijn huisje, een houten hut aan de voet van een heuvel. Ik zat daar rustig en in verwondering dat ik zo dichtbij deze man mocht komen. Thay zelf was met de kinderen buiten op het gras aan het spelen. Dat was in Plum Village in Zuid-Frankrijk.

Ook heb ik eens hand in hand met Thay gelopen. Tijdens de loopmeditaties zag ik de verstilling in Thay. Hij nam een van de kinderen bij de hand. Dan liepen ze samen in verstilling. Met achter hen een hele sliert aandachtig wandelende mensen. Ik heb moed verzameld, ben naast Thay gaan lopen en heb mijn hand uitgestoken naar zijn hand. Stap voor stap liepen wij samen door de bossen. Dat was op de Veluwe tijdens een retraite.

 

Ultieme dimensie

Na deze loopmeditatie was ik weer eens in Plum Village voor een drieweekse retraite. Daar raakte ik bevriend met een van de monniken. Samen spraken we over de ultieme dimensie. Hij vertelde me ook dat het voor een monnik niet gepast is om hand in hand te lopen met een vrouw. Gelukkig wist ik dat nog niet toen ik Thay de hand vroeg.  Ach, en ik was toen al zo eigenwijs…

Tijdens die retraite heb ik Thay een brief geschreven over mijn prille gewaarwordingen in de mystiek. Via mijn bevriende monnik hoorde ik dat Thay de brief lang vond. Ik weet niet of daar bewondering of verveling uit sprak. Maar ik weet wel dat ik begeesterd was door mijn ontdekkingen. Thay vroeg mijn vriend waar wij elkaar ontmoet hadden. Na enig overpeinzen antwoordde mijn vriend: “In de ultieme dimensie.” Een mooie gedachte.

 

Heling

Ik ben verwonderd dat ervaringen van de ultieme dimensie een in mijzelf verborgen heling  aanraken; opdat mijn verwonding mag omvormen. Verwond(er)ing… Een verandering waar je niet om hebt gevraagd kan soms de diepste heling brengen.

Als we zaadjes planten die heilzaam en gezond zijn,
zullen die misschien voor een verandering zorgen
waar wij diep naar verlangen.

Thich Nhat Hanh

Het onbekende eigene

Het onbekende eigene

Omdat mystagogie verweven is met iemands levensverhaal zal ik ter illustratie op mijn ervaringen reflecteren. Hoe mijn contrastervaringen mijn weg naar de mystagogie mogelijk hebben gemaakt en hoe ik vanuit de stilte, door op te groeien met dove ouders, het luisteren ontdekt heb en als spiritueel spoor heb bloot gelegd.

Mystagogie is een theologische begeleidingswijze (agogie), waarin het mysterie (mustèrion) richting geeft aan je persoonlijke ontplooiing en het ontdekken van je verlangens. De zoektocht die de mystagogie beoogt kan omschreven worden als een binnengeleid worden in het mysterie van wie je ten diepste bent en is mystiek. In de huidige beleving van spiritualiteit zijn mensen zoekende naar zichzelf. Je kunt dat beschouwen als een verlangen naar mystiek. Mystieke ervaring is niet een ervaring van het buitengewone, maar de ervaring van jouw authenticiteit die vorm heeft gekregen en wil krijgen in het dagelijkse leven. In het verwerken van je levenservaringen mag je ontplooien wie jij bent en word je congruent met jezelf. Mystagogie is daarom ook een therapeutisch proces. Iemand die deze vorm van levensbegeleiding hanteert noemen we een mystagoog. Een mystagoog zal voeling hebben met mystieke aspecten in het wordingsproces. Een mystagogisch proces is een reflectie op het bekende van wie je geworden bent en een verkenning van het onbekende van wie je ten diepste bent.

 

Het contrast beluisteren

In de mystagogie wordt de persoonlijkheid die je geworden bent, met je karakter en je levenservaringen, verkend in het licht van je verlangen waar je nog geen woorden aan kunt geven. Door een contrastervaring komen vertrouwde ervaringen en je identiteit in een ander perspectief te staan. Er gebeurt iets wat niet past in het normale patroon. Het normale wordt vreemd. Het leven wordt een raadsel. Je raakt vervreemd of ontheemd van jezelf. Zoals in mijn leven, door de doofheid van mijn ouders, waardoor een horende vorm van communicatie verstoord is. De contrastervaring beïnvloedt op een onbewuste wijze het zelfbeeld en de levenshouding. Die onbewuste beïnvloeding zal als een rode draad door het leven heengaan en steeds opnieuw om verwerking en bewustwording vragen, vanuit een onbewust verlangen jezelf  te worden tegen de ontwrichtende krachten van het contrast in. Hoe onbewust dat verlangen ook is, het verlangen om jezelf te hervinden doorheen de contrastervaring blijft in je doorwerken. Je voelt het eigene van jezelf aan, maar hebt er aanvankelijk nog geen woorden voor en weet ook nog niet hoe het eigene zich in je kan ontplooien. Je raakt hier aan een groot mysterie.

Een rode draad in de complexe reflectie op het bekende en het verkennen van het onbekende in mijn leven is gevormd door een zingeving van horen en luisteren. De doofheid van mijn ouders heeft mijn identiteit diepgaand gekleurd. Ik ben vertrouwd geworden met de stilte. Maar het contrast tussen de communicatie van mijn ouders en mijn manier van communicatie geeft ook discongruentie in hoe ik mijzelf ervaar. “Ik mag horen”, is voor mij een ijkpunt geworden in het woorden geven aan wie ik ben en aan mijn verlangen. Dat uit zich in een geleidelijke openbaring van wat luisteren voor mij betekent. Het besef dat ik mag horen, dat ik mijn stem mag gebruiken om te spreken, dat anderen mij mogen horen, dat ik gehoord mag worden door anderen. Dat mijn ouders er gelukkig om zijn dat ik hoor. In mijn ontplooiing als een horende en luisterende mens mag ik congruent worden.

In het verkennen van het verlangen is er aandacht voor de heling van de persoonlijkheid; hoe je uit de ontstane vervreemding van jezelf opnieuw mag ontdekken wie je ten diepste bent, wat je bekwaamheden zijn, je waarden, wat waardevol is, je levenszin en je verlangens. De dynamiek tussen de vervreemding en het zichzelf hervinden is een complex proces, want in de vervreemding ben je ook met jezelf vertrouwd geworden. Soms is een nieuwe contrastervaring nodig om de vervreemding waarmee je vertrouwd bent geworden aan het licht te brengen. Jouw bekende verlangens krijgen een wending of je krijgt een ongekend diepe wonderschone ervaring waarvan je het diepste verlangen nog niet kende.

Ik ontdek dat mijn horen niet de snelle communicatie van talkshows kan verwerken, noch van bepaalde andere vormen van horen; een harde stem, de snelle prater, de cabaretier, hoorcolleges, politieke debatten. Die wijzen van horen kan ik maar met mate beoefenen, ook al worden ze hoog gewaardeerd in de wereld om me heen. Dit is voor mij ook een contrastervaring; niet het contrast tussen het niet kunnen horen van mijn ouders en het horen van mij, maar een contrast tussen mijn stille en vertragende horen en het luide en snelle horen van de wereld om mij heen. De bewustwording van het contrast geeft mijn verlangen aldus richting.

In mij is er een verlangen om mijn eigen stijl van horen te ontplooien. Mijn horen blijkt een luisteren vanuit stilte te zijn. De stilte blijft me vertrouwd en ik mag in deze vertrouwdheid mezelf worden als horende mens. Dat betekent dat ik steeds opnieuw onbekende aspecten van mijn luisteren mag ontplooien. Zo heb ik al verschillende aspecten van luisteren ontdekt die bij mij passen: in rustig gesprek met anderen, vanuit stilte luisteren, voorbij de woorden luisteren, naar binnen luisteren, de zachte stem beluisteren, de innerlijke stem, ingaan in het hart dat luistert.

Gaandeweg blijkt dat mijn horen een talent in zich verbergt dat zich mag ontwikkelen tot een bekwaamheid, waarin het luisteren voorbij de woorden zo essentieel is. Mijn verlangen heeft mij aldus richting gegeven in het worden van wie ik ten diepste ben, met mijn bekwaamheden en zingeving in mijn leven.

 

Aan jezelf gegeven worden

Niemand weet hoe iemand zichzelf zal (her)vinden, maar het verlangen wijst de richting. Het verlangen geeft geleidelijk aan bewustwording hoe het nog onbekende eigene in jezelf geïntegreerd kan worden. Het karakteristieke van de mystagogie is de herkenning van een mystieke dynamiek in het zingevingsproces. Dat onderscheidt het van andere therapeutische benaderingen. Wanneer je met een vergrootglas de mystieke dynamiek van het jezelf worden probeert te bekijken en vervolgens te verwoorden, dan wordt de ontvangende vorm benadrukt. Zoals in de uitdrukking: aan jezelf gegeven worden. Worden wie je ten diepste bent is een ervaring van het aan jezelf gegeven worden. Het is eigen aan de mystagogie om het therapeutisch proces in de ontvangende vorm te verwoorden, omdat ze oog heeft voor de mystieke aspecten van jezelf worden. Mystiek lijkt dan enkel passief te zijn, maar dat is een opvatting die niet strookt met de werkelijkheid. Immers niemand slijt de dagen in passiviteit. Altijd ben je bezig met iets. In de trein zitten bijvoorbeeld. En in dat reizen kan er innerlijk veel gebeuren. Met de trein reizen is verwerken, naar buiten staren, terugkijken en vooruitkijken. In dat werken gebeurt er iets wat je niet zou verwachten en wat je niet in de hand hebt. Je wordt aan jezelf teruggegeven. Je wordt je verlangen gewaar. De relatieve rust van het reizen geeft ruimte aan deze dynamiek. Met de trein reizen, breien, wandelen, tuinieren, muziek beluisteren, dansen, schilderen, mediteren, schrijven, lezen en spelen, vertragen de tijd en verstillen het gemoed waardoor je diep in je eigen ziel kan kijken. De levenshouding die hierin leidinggevend zal gaan worden, is een ontvangend omgaan met het onbekende, dat ook wel een houding van niet-weten wordt genoemd.

Ik heb vele uren in de bus en de trein gezeten tijdens mijn studie aan de Radboud Universiteit en het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen. Ik heb in die jaren hard gestudeerd en ben zelfs cum laude afgestudeerd, maar in de bus had ik bijna nooit een boek in mijn hand en veel heb ik naar buiten gekeken. Ik kan me nog heel goed het moment van een prachtige zonsondergang herinneren en mijn gevoel daarbij. Van Titus Brandsma wordt wel gezegd dat hij in de trein een mysticus is geworden. Ik voel dat ook zo. Er is affiniteit tussen hem en mij: als ik een jongen was geweest dan zouden mijn ouders mij naar Titus vernoemd hebben. Later ben ik het schrijven gaan ontdekken om uiting te geven aan het spirituele spoor dat in mijn leven voelbaar is geworden. Ik heb een artikeltje geschreven over innerlijke zintuigen. Dit thema koos ik niet vanuit een vooropgezette bedoeling, maar al schrijvende ontstond het zo. Ik mijmerde over mystieke thema’s: ieder mens draagt iets kostbaars in zich (Martin Buber); ogen in mijn innerlijk geschetst (Jan van het Kruis); ingaan in het hart dat luistert (Soetra van de barmhartige). Later pas zag ik een verband met mijn contrastervaring en hoe de stille communicatie met mijn ouders het spirituele spoor van mijn affiniteit met innerlijke zintuigen heeft blootgelegd. Ik doorschouw en beluister mijn gevoelens met mijn innerlijke zintuigen. Ik heb gemerkt dat tekenen en schilderen voor mij ook een goede toegang zijn tot mijn innerlijke zintuigen, tot het luisteren naar en gehoor geven aan de gevoelens, gedachten, onzekerheden en processen die mij bezighouden. Deze worden verhelderd door de creatieve vormgeving en doordat de vertragende beweging mij als het ware naar binnen laat luisteren. Creativiteit geeft verheldering, even de tijd nemen om te gaan zitten en middels een eenvoudig teken- of schilderwerk  me intuïtief uiteen te zetten met wat mij bezig houdt. Of door te dansen.

 

Hoe luister je?

In het verkennen van mijn manier van luisteren heb ik tevens mijn bekwaamheden kunnen ontplooien en ben ik aldus aan mezelf gegeven. Iemand vroeg mij eens: hoe luister jij tijdens een begeleidingsgesprek eigenlijk naar het verhaal van de ander? Ik heb ongeveer een jaar over deze vraag nagedacht. Hoe luister ik? Zonder oordeel, zonder nieuwsgierigheid naar de details, maar met een diepe betrokkenheid op de dynamiek die in het verhaal naar boven komt; waar het schuurt, pijn doet, waar een ervaren belemmerende zonde geen zonde is maar vanuit kwetsbaarheid is ontstaan, waar je lief tegenover jezelf mag staan, waar vragen leven en waar verlangen gevoeld wordt. Luisteren naar dynamiek is essentieel in de mystagogische begeleiding.

            De dynamiek die ik beluister is een verschuiving van externe waardering naar interne waardering. De beweging naar binnen dus, waar je eigen gevoelens, waarnemingen, karakter, verlangens, bekwaamheden het ankerpunt van persoonlijke waardering worden. Zoals iemand tegen mij zei: “Jij luistert naar mijn aandrijvingsmechanisme.” Dit kan ook een vraag oproepen: “Mag het wel?” Die persoonlijke en unieke aandrijving is in het leven vaak verborgen gebleven. Wanneer het gezien en gehoord mag worden, dan geeft dat tegelijkertijd verdriet en dankbaarheid: je wordt stil, tranen stromen, en er wordt naar binnen geluisterd. Daar gebeurt een mysterie. Een mysterie waarin je naar binnen luistert en kijkt om een bron van zelfliefde te vinden. Wat daar gebeurt is moeilijk onder woorden te brengen, misschien soms achteraf wanneer de ervaring in het leven geïntegreerd raakt en geleefd wordt. Dan zijn woorden te geven aan hoe je jezelf hebt kunnen worden, wat er vrij is gekomen in je zelfbeleving. Dat is ongeweten weten. Intuïtief weten dat het waar is wat je van jezelf ziet en hoort, en er toch nog niets van begrijpen omdat het tegelijkertijd nieuw en vertrouwd is.

            In mijn manier van luisteren en verwoorden van dit nog onbekende eigene voelt de ander dat het klopt, dat het past en dat het mag. Dat is mystagogie. Het blijkt dat mijn luisteren en gehoor geven diep resoneert met het luisteren van de ander naar zichzelf. Hierdoor kan je in jezelf gaan verstaan wat eerder nog verhuld was. Zo kom je in aanraking met wie je ten diepste bent en word je langzamerhand bevrijd van je innerlijke criticus. In dat luisteren naar zichzelf begeleid ik mensen door mee te luisteren naar de dynamiek in hun verhaal en wat zich daarin als verlangen uit.

Je kunt je door een ander in het mysterie van jezelf laten begeleiden; door iemand die de bekwaamheid heeft om tussen en voorbij de woorden te luisteren naar het nog onbekende eigene in jou dat gekend wil worden. Iedere mystagoog is altijd onbewust bekwaam, want iemands wordingsproces voltrekt zich altijd in het verborgene. Een goede mystagoog zal je in contact brengen met je eigen innerlijk, je eigen zelfkennis, je eigen intuïtie, je eigen levenservaringen, je eigen verlangen. Alleen in het luisteren naar wat in jezelf verborgen is kun je aan jezelf gegeven worden. Je mag je eigen mystagoog zijn. Zo word je je eigen mystagoog in een aanvoelen van verlangens die het vermogen hebben om jou aan jezelf te geven en die intiemer in je aanwezig zijn dan je bewuste overwegingen kunnen begrijpen.

De wederkerigheid van zelfkennis en Godskennis: een visioen van Julianne van Norwich

De wederkerigheid van zelfkennis en Godskennis

Hoe zijn de visioenen van Julianne van Norwich voor mij persoonlijk een baken? Dat is geen vreemde vraag, want ruim twintig jaren heb ik mij verdiept in haar werk en ik ben gepromoveerd op haar theologie en mystagogie. Mijn onderzoek heeft meer betekend dan wetenschappelijke studie. Het heeft mij zelf het mysterie laten binnengaan. Hier leest u dus een persoonlijk verhaal, in de ik-vorm. Toch vermoed ik dat u zich in mijn verhaal kunt herkennen en die herkenning wil ik oproepen. Ik sluit mij dan ook aan bij de intentie die Julianne ooit uitsprak: dat uw eigen ervaring een dieper vertrouwen mag geven dan mijn woorden kunnen overbrengen.

Een wijsheid van Julianne die mij nieuwsgierig heeft gemaakt en die geleidelijk aan een vertrouwen in mij verankerd heeft, gaat over de wederkerigheid van zelfkennis en godskennis. 

Zo zag ik dat de Godskennis vlotter en gemakkelijker in ons bereik ligt dan de kennis van onze eigen ziel.


Op het eerste gezicht is dit een vreemde uitspraak. De mystici zeggen immers graag dat God onkenbaar is en díe waarheid kunnen we zeker niet loslaten. Kennis van God gaat ons te boven. En toch, zeggen deze woorden dat we gemakkelijker van God kunnen weten dan dat we onze eigen ziel kennen. Het is een paradoxale uitspraak, kenmerkend voor mystiek, waarin mijn denken geen houvast vindt en die mij daardoor laat luisteren naar mijn diepere intuïtie dat ik voor mezelf altijd een mysterie zal zijn. Als ik mezelf wil leren kennen, dan ga ik een mysterie tegemoet.

Een baken wil mij veiligheid bieden op de weg, opdat ik niet afdwaal. Waar komt de veiligheid vandaan wanneer ik me toevertrouw aan een mystieke tekst, terwijl deze me binnenleidt in het onbekende van wie ik ben? De veiligheid voel ik diep van binnen, doordat de godservaringen van Julianne accordeert met mijn eigen ervaring. Haar godsbesef is doordrongen van een intense vreugde.

En nooit kunnen we met willen en met minnen ophouden tot we God bezitten in de volheid van de vreugde.

Wanneer we in waarheid en helderheid weten en zien wat het “ik” is, dan zullen we ook onze God echt en klaar zien en kennen in volheid van vreugde.


Ik zal dit proberen te duiden met mijn eigen ervaring. Ik weet nog precies waar ik als 17 jarige fietste toen een intense vreugde uit het niets en zonder reden in mij ontvlamde. Mijn onmiddellijke gedachte was: ‘dit is niet van mij; deze vreugde is in mij, maar groter dan mijn eigen vreugde.’ Het was een mystieke aanraking. Deze ervaring werd de bron waardoor ik mij jaren later zonder voorbehoud door Julianne kon laten leiden in het geheim van godskennis en zelfkennis.

Ik ben in dialoog gegaan met een veertiende-eeuwse vrouw die een wijsheid van alle tijden heeft opgeschreven. Dit betekende het leren verstaan van een mystagogische begeleiding die is vormgegeven binnen een christelijke theologie. Julianne’s levensbeschouwing was gekleurd door de christelijke tijdsgeest en dat vroeg ook van haarzelf een proces van onderscheiding. Op haar theologie en haar onderscheidings-proces dat bevrijdende inzichten heeft gebracht, zal ik hier niet ingaan. Liever wil verkennen hoe de wijze van haar visionaire schouwen een richting gever in mijn eigen mystagogische ontwikkeling is. Zoals de vreugde in haar schouwen voor mij een steevast baken vormde.

In haar visionaire schouwen onderscheidt Julianne drie aspecten. Zintuigelijke waarneming; woorden die zich vormen in haar geest (bewustwording); en geestelijke waarneming die onuitsprekelijk is (spiritueel inzicht). God zelf wil ons dit inzicht geven. Het mooie is dat Julianne het merendeel van haar geschrift wijdt aan het onzegbare. Haar mystagogische kracht ligt in de taaluitingen die cirkelen om het mysterie, om, zoals Julianne het noemt, onze ziel te leren zich in wijsheid te hechten in de goedheid van God. De drie bakens die Julianne in haar schouwen begeleidden, kunnen ook mij in dit mysterie begeleiden. Aandacht geven aan mijn levenservaring (zintuiglijke waarneming); een diepere motivatie in mijn ervaringen gewaarworden (bewustwording); en mij aan God toevertrouwen in het wordingsproces van wie ik ten diepste ben (spiritueel inzicht).

Een baken in de visioenen van Julianne zijn de woorden die zich vormen in haar geest. In verwondering over wat zij schouwt stelt zij vragen en ontvangt antwoorden, die soms weer tot nieuwe vragen leiden.

Ik bekeek het nauwkeurig met het oog van mijn verstand en dacht: “Wat zou dit kunnen zijn?”


Het stellen van vragen en reflectie op de vraag is één van de wijzen waarop ik tot zelfkennis mag komen. De vraag wordt mijn mystagoog, een richting gever die mij voorbij het bekende brengt. Door te vragen krijg ik toegang tot het mysterie van mijzelf. Soms is er een onbestemd gevoel of er gebeurt iets, waarvan ik me afvraag ‘wat zou dit kunnen zijn’ en ‘waartoe mag dit mij brengen’? Oftewel, wat is de diepere motivatie die in mij verborgen ligt? Ik kan de vraag lang uit de weg gaan, maar soms is ze er ineens. Dan wordt er een antwoord verlangd. De antwoorden liggen niet voor het grijpen, maar zullen zich openbaren in het luisteren naar de vraag, naar alle gevoelens die daarmee gepaard gaan en in de reflectie op wat tot deze vraag heeft geleid. Ik kijk terug en ik kijk vooruit. Ik denk na en doorvoel de emoties die de verschillende perspectieven op de vraag en op het verhaal daaromtrent met zich meebrengen. Ik mag mijn verhaal verwerken, door in de spiegel te kijken, door datgene wat mij is overkomen of wat mij mogelijk te wachten staat te accepteren en daarin bij mezelf te komen en te zien wat er mogelijk is: welke perspectieven zich openen. Soms ontstaat er iets nieuws wat ik nooit had kunnen bedenken. Soms word ik juist steviger geworteld in wat mij vertrouwd is. De vragen waarmee ik leef geven mij uiteindelijk aan mezelf wanneer ik het antwoord ga leven. Ik ervaar dit als een omgaan met het mysterie.

Een onuitsprekelijk visioen dat mij lange tijd heeft beziggehouden in de duiding van mijn levenservaring is Julianne’s schouwen van God in zichzelf.

En daarna schouwde ik God in zichzelf, naar de kracht van mijn begripsvermogen, en doorheen dit visioen zag ik dat God in alle dingen aanwezig is. Ik schouwde met aandacht, ziende en wetende in dit visioen dat God alles doet dat gedaan wordt.


Door de vragende reflectie op mijn levenservaring en de diepere motivatie die daarin aan het licht komt, is een vertrouwen ontstaan dat toeval soms niet bestaat en dat er een goddelijke aanwezigheid kan zijn in wat mij mag toevallen in het bewust worden van wie ik ben en waartoe. Op sommige momenten in mijn leven ontstaan er onverwachte mogelijkheden die mij dichter bij mijzelf brengen. Dit vertrouwen hecht mij in het mysterie dat God zelf mij begeleidt in het worden van wie ik ben. Zo mijmerend over de wederkerigheid van zelfkennis en godskennis begin ik me af te vragen of God mij dieper kent dan ik mezelf ken. Zou God mijn innerlijk richtingsgevoel kunnen zijn, dat mij al vragend, reflecterend en ontvangend richting geeft in het mysterie van mezelf? Dit biedt een prachtig spiritueel inzicht: ik begrijp God niet, maar God begrijpt mij ten diepste wel en geeft mij richting en mogelijkheden om te worden wie ik ben.

Oude paden, diep verlangen – een persoonlijk reisverhaal

Oude paden, diep verlangen – een persoonlijk reisverhaal

 

 

Als dochter van dove ouders is de stilte mij vertrouwd. Nu weet ik inmiddels dat in de stilte vragen opwellen die mij ter harte gaan en die als een gids zijn op mijn levensweg. Zo stelde ik in mijn jonge jaren mezelf vragen die mij op weg zetten: wie ben ik en waartoe? Het was een levensgevoel van waaruit ik in die dagen mijn vragen stelde, weliswaar onbewust en niet in de stellige bewoordingen zoals ik ze later in boeken ben tegengekomen: wat is de zin van mijn levenwaarom ben ik eigenlijk hier op aarde? Iets in mij stelde deze vragen, of liever, liet mij zoeken naar antwoorden en motiveerde mij in de keuzes die ik maakte. De keuzes waren deels bewust en deels onbewust, vanuit een innerlijk weten welke kant ik uit wilde om antwoorden te vinden. Zo ging ik op weg.

Ik koos er voor om aan de universiteit religiestudies te gaan studeren, een toentertijd nieuwe studie die paste bij wat ik zocht: een brede verdieping in verschillende religies en aanverwante vakken zoals psychologie en filosofie. Over God wist ik toen eigenlijk niets, want oude godsbeelden hadden voor mij afgedaan en nieuwe godsbeelden hadden zich nog niet gevormd. Ik was vrij om te ontdekken wat ik nu eigenlijk geloof. Overigens, het woord geloof had toentertijd ook geen betekenis voor mij, waarschijnlijk omdat het woord te ver afstond van wat mij innerlijk bewoog. Woorden als God en geloof verwezen naar iets buiten mij en daarmee kon ik mij niet verbinden. Maar ik was wel nieuwsgierig. En zo was ik zoekend naar wat dan wel bij mij past als het gaat om zingeving, om de reden van mijn bestaan.

Gedurende mijn universitaire studie, waar ik de tijd voor nam en acht jaar over gedaan heb, zei ik jarenlang tegen vrienden dat het donker was om mij heen wat betreft het inzicht dat ik zocht en de beroepsrichting die ik uit wilde gaan. Nergens viel nog een lichtpuntje te ontwaren. Ik wist wel dat ik de juiste studiekeuze had gemaakt, maar de zingeving van wie ik ben had ik nog nergens gevonden. Het was natuurlijk een zeer intellectuele studie, en ik wist toen nog niet dat de antwoorden op mijn vragen niet op dat niveau te vinden zijn. Ik bleef volhouden en geleidelijk aan wijzigde ik mijn koers: ik bleef wel studeren maar gaf mijzelf vrije ruimte om leeg te worden van alle wetenschappelijke verwachtingen die er op mij werden gelegd. Dit deed ik door me bezig te houden met de zeer praktische benadering van de boeddhistische monnik Thich Nhat Hanh: leven met aandacht. Ik verdiepte mij in zijn meditatieve benadering van het leven en van de mens. Ik bezocht hem enkele malen in zijn sangha in Frankrijk: Plum Village. Ik las zijn boeken. Wat ik ontdekte, klopte met het leven zoals ik dat ervoer en tegelijkertijd ontdekte ik de ruimte voor het mysterie, het onbekende en het onverklaarbare. En ik veranderde geleidelijk aan, ging anders in het leven staan en werd me bewuster van de diepgang in de menselijke ziel.

Op een keer had ik een droom; lopend door het gras in loopmeditatie met Thich Nhat Hanh en zijn gemeenschap, ging ik op een gegeven moment mijn eigen weg en trok mijn eigen spoor in een nog ongerept weiland waar zich mijn voetstappen aftekenden in het platgetrapte gras achter mij. Deze droom is mij altijd bijgebleven en gaf mij toentertijd het vertrouwen dat ik zocht, namelijk dat ik ongebaande wegen mocht bewandelen daarbij vertrouwend op een innerlijke gids. Ik mocht in alle eenzaamheid de ongebaande wegen in mijn leven verkennen om te zien waar ik uit zou komen, al wandelend in de voetsporen van oude tradities en vanuit het toentertijd nog onbewuste vertrouwen in de dragende en leidende kracht van mijn diepste verlangen.

In die tijd dat ik mijn droom droomde had ik inmiddels ook via het Titus Brandsma Instituut kennis gemaakt met de christelijke monastieke traditie waarin ruimte is voor de mystieke godservaring. Vele jaren heb ik mystieke teksten bestudeerd en ben zelfs gepromoveerd op de mystieke theologie van de Engelse visionaire Julianne van Norwich. Geleidelijk aan is zich in mij een proces gaan voltrekken waarin mijn persoonlijke ervaring zich is gaan afstemmen op het mystieke en ben ik bewust erop gaan vertrouwen dat het mystieke zich verbindt met mijn levensweg. Het mystieke ben ik gaan ervaren als een luisterende wijsheid, die mij dieper kent dan ik mijzelf ken. Het diepste kennen van onszelf blijft immers een mysterie.

Zo is God voor mij een gids geworden. Mijn God is in mijn vragen, in mijn verlangen en in mijn innerlijke stilte, en deze tezamen zijn als een intuïtie die, ook als ik het zelf nog niet weet, mijn weg weet te vinden al is het op slingerwegen.

In het gaan van mijn weg heb ik mij in de loop van de jaren mogen ontwikkelen tot een mystagoge, iemand die anderen begeleidt (agein) in het mysterie (mysta). Ik ben een gids geworden op de onbekende wegen die mensen verkennen om het geheim van hun diepste zelf te ontdekken. De ander ervaart de ruimte om als het ware bij zichzelf naar binnen te luisteren. Het brengt hem of haar dieper dan het verstandelijke verwerken. Hij of zij krijgt voeling met het innerlijk verlangen en de eigen krachtbronnen. Nog steeds zoek ik naar woorden om uit te drukken wat een mystagoge nu eigenlijk doet: moderne woorden die een kompas kunnen zijn op die oude weg die tevens van alle tijden is. Ik begin dan vaak te stamelen, want ook al zijn er woorden te vinden, de essentie is zo moeilijk overdraagbaar. Niet iedereen is er gevoelig voor. Mijn woorden worden pas zinvol als iemand ze van binnenuit kan aanvoelen, wanneer je het ‘aha gevoel’ krijgt of wanneer iets in hen antwoordt: dat herken ik, of misschien wel, daar verlang ik naar! Een persoonlijke snaar wordt dan geraakt.

De instrumenten die ik in de mystagogische begeleiding gebruik zijn verscheiden.

In groepen lees en bespreek ik mystieke teksten en kies deze uit op, wat ik noem, hun specifieke ontplooiingskracht. Zoals groei in zelfvertrouwen, de ontdekking van wie je ten diepste bent, heling van kwetsuren, durven verkennen van nieuwe wegen, van vertrouwen en van verlangen. Door met elkaar te spreken over wat de mystieke tekst jou zegt en hoe ze jou uitdaagt, word je verder gebracht in het je eigen maken van de ontplooiing die wil gebeuren in jou. Verder werk ik met de wijsheid van het lichaam en met creatieve oefeningen, bijvoorbeeld met klei of met de natuur en met zang. Het innerlijk bewust worden gebeurt ook via zintuigen, handen en stem, die vorm geven aan wat iemand ten diepste weet maar wat ook nog een mysterie is. Dat kan heel verassend zijn. Tijdens bezinningsweekenden mediteren we ook in stilte, want innerlijke stilte beschouw ik als het fundament van mystagogische omvormingsprocessen. En zelf ben ik natuurlijk een belangrijk instrument. De bron van mijn mystagogische begeleiding is mijn innerlijke stilte, van waaruit ik gehoor kan geven aan het ontplooiingsproces dat zich wil voltrekken in de ander.

Onlangs ben ik eenzelfde mystieke dynamiek tegengekomen in een moderne ‘look’. Het gaat om de Theorie U die ontwikkeld is als dynamisch instrument voor gewenste persoonlijke, culturele en bestuurskundige veranderingen in het bedrijfsleven. Oude religieuze tradities hebben invloed gehad op de moderne vormgeving van Theorie U. Deze theorie zoekt de verdieping van de open geest, open hart en open wil, opdat verandering mogelijk wordt vanuit de toekomst die op ons af komt, de toekomst die gewild wordt. Het valt me op dat ook veel jonge mensen zich geboeid weten door Theorie U. Ik merk dat mensen zoekende zijn naar wie zij werkelijk zijn om van daaruit hun werk vorm te geven. In mijn woorden, de diepste verandering kan gebeuren wanneer iemand in aanraking is met zijn of haar diepste verlangen. Deze krijgt geleidelijk aan vorm in wie iemand werkelijk wil zijn en wat iemand werkelijk in de context van zijn of haar werk wil doen. Vaak gaat het in de zoektocht naar zichzelf om, wat ik noem, een verschuiving van zwaartepunt. We zijn geneigd om het verstand in te zetten als ons belangrijkste instrument, maar de kracht daarvan is beperkt. Gevoel, verlangen, intuïtie, innerlijk vertrouwen en innerlijke stilte zijn ook belangrijke kenbronnen om te weten wie je bent en wat je wilt.

Tijdens een training in Theorie U leerde ik een prachtige oefening, met een zeer verrassend en krachtig effect. Probeer het zelf maar. Je kunt de oefening heel goed alleen of in tweetallen doen, waarbij de één de ander op de weg van gedachten, gevoelens en wil begeleidt en de bijbehorende vragen stelt: van het hoofd naar beneden naar de buik en zoals in de U weer naar boven naar het hart. Het gaat zo:

Neem een persoonlijke vraag in gedachten die jou bezig houdt en die voor jou als een gids op je weg kan zijn. Leg je hand op je voorhoofd: dit is de plaats van je gedachten. Wat zeggen je gedachten? Leg je hand op je buik: dit is de plaats van je gevoelens. Wat zeggen je gevoelens? Willen je gevoelens nog iets zeggen tegen je gedachten? Leg je hand op je hart: dit is de plaats van je wil, je verlangen. Wat zegt je verlangen? Wil je hart iets zeggen tegen je gedachten of tegen je gevoelens? Schrijf maar op wat je hebt ervaren in deze innerlijke dialoog.

Luister maar naar jezelf, naar alle gevoelens en gedachten die in je omgaan, naar je zielsbewegingen. Treedt binnen in het diepste centrum van je ziel waar het stil wordt en waar je gaat voelen dat je je mag toevertrouwen aan jouw verlangen, je intuïtie en kunt vertrouwen op je wilskracht. Wellicht merk je dat het in je hart stil wordt, dat er vertrouwen en zelfvertrouwen is. Wat verlang jij? Welke ongebaande wegen zou je willen gaan?

 

Gepubliceerd in: In mij stroomt een rivier. Remonstrantse predikanten over wat hen bezielt.’ 

De lach van de monikken in de Tibetaanse traditie: een herinnering

De lach van de monikken in de Tibetaanse traditie: een herinnering

In de zomer van 1999 was ik in Ladakh, hoog in de Himalaya in Noord-India grenzend aan Tibet.  Ladakh heeft dan ook een Tibetaans Boeddhistische cultuur. Bij toeval kwam ik Nawang tegen, een monnik en leraar. Hij sprak vloeiend Engels en dat was ongebruikelijk in Ladakh. Hij nodigde me uit om bij hem te logeren en Engels aan de jonge monniken te leren. En dat deed ik dan ook en zo geschiedde.


Bewieroken

In die zomer was er een belangrijke lama (spirituele leraar) op rondtocht langs de verschillende kloosters. Hij gaf onderricht aan monniken en dorpelingen. Hij was een ernstige man en in mijn ogen wat chagrijnig.  En dat terwijl de Tibetanen zo bekend staan om hun goedlachsheid. Nu kwam hij in het klooster waar ik verbleef. Mensen uit de omliggende dorpen stroomden naar het klooster om daar enkele dagen te blijven. De dag waarop de lama arriveerde besloot ik in het kloosterwinkeltje enkele rolletjes wierook te kopen om mee naar huis te nemen. De man die mij hielp keek zo verheugd bij mijn aankoop dat ik het een beetje vreemd vond, maar zijn uitstraling was zo groot dat ik tenslotte begreep dat de wierook uitgedeeld moest worden aan de jonge monniken om zo de lama bij aankomst te bewieroken. Dat heb ik dus in volle overtuiging gedaan, al was het lastig om bij stevige wind de wierook brandend te krijgen.


Een waardige rituele begroeting

Toen de ernstige lama uit de auto was gestapt en met zijn gevolg naar de ontvangstzaal was geleid, vonden de oudere monniken dat ook ik hem moest begroeten en wel als eerste! Ik kreeg een witte sjaal in mijn handen, die ik al eerder had gezien, gedrapeerd over Boeddhabeelden. Het is een rituele sjaal en ik begreep dat ik deze aan de lama moest geven, maar verder begreep ik er niets van. Ik wilde dus liever niet als eerste, maar de monniken stonden erop dat ik als eerste zou gaan. En dat alles werd mij in gebaren en met geduw duidelijk gemaakt. Ik liep dus maar rustig met de sjaal in mijn handen naar de lama. Hij zat daar op een meditatiekussen op de grond achter een lage lange tafel en naast hem zaten andere lama’s. Het was een hele rij in bordeauxrood geklede mannen. Ernstig kijkend. Ik gaf het witte sjaaltje als een propje aan de lama en maakte een diepe buiging voor hem. Hij legde de opgepropte sjaal op mijn hoofd terwijl ik gebogen voor hem stond. En toen begon hij hartelijk en uitbundig te lachen. En alle lama’s lachten uitbundig met hem mee. Ik voelde me idioot en wist dat ik iets niet goed had gedaan. Ze lachten om mij! Toen ik op mijn schreden was teruggekeerd, legden de enigszins geschrokken monniken mij uit dat ik de sjaal over mijn beide handen had moeten draperen, en zo aan de lama had moeten geven, zodat hij de sjaal over mijn nek had kunnen draperen. Dat was een waardige rituele handeling geweest. Wel had ik een diepe innerlijke troost: ik had de ernstige lama aan het lachen gekregen. Zo was het weer passend in het Tibetaanse monnikendom.

Ingaan in het hart dat luistert

Ingaan in het hart dat luistert

Overdenking over een boeddhistische soetra over ingaan in het hart dat luistert en woorden van Maria de Groot over ingaan in de innerlijke ruimte

Alhoewel het gaat om twee teksten uit twee totaal verschillende tradities en periodes, is de dynamiek van beide teksten dezelfde. Ze gaan over inkeer en luisteren; hoe er naar ons geluisterd wordt door iemand die ons ten diepste kent. Een begrepen worden dat geen ander heeft van jou.

Maria de Groot keert in haar innerlijke ruimte die zij de innerlijke kapel noemt en ontmoet daar de ogen van Christus die haar aanzien. In stilte ontvangt zij het antwoord dat Christus haar diepste wonden ziet, zelfs haar verborgen verwondingen. En dat hij haar wonden zal helen. Dat het stille gebed niets anders is dan het openleggen van onze wonden voor het aangezicht van God. Kwetsbaar durven zijn.

De soetra van de Mededogende spreekt over ingaan in het hart dat luistert. Het is dezelfde beweging van inkeer. Ook dezelfde kracht van genezing. Genezing door compassie. We kennen allemaal aan den lijve de kracht van compassie. Wat het met je doet als een ander werkelijk naar jou luistert. Zonder oordeel, in liefde en met begrip. Compassie is verbonden met onze (innerlijke) zintuigen: zien en luisteren. Durven wij naar binnen te zien en te luisteren naar wat ons ten diepste bezig houdt? Hoe krijg dat zien en luisteren vorm, wat is de oorsprong ervan?

Lange tijd heb ik over de dynamiek van de teksten nagedacht. Want beide teksten vragen om vertrouwen. Durf ik te vertrouwen dat er een hart is dat naar mij luistert, een goddelijk hart dat voeling heeft zelfs met mijn verborgen verwondingen? Durf ik daarop te vertrouwen? En wat kan er aan mij gebeuren als ik vertrouw op die helende kracht van dat goddelijk hart? Deze vragen hielden mij bezig. Want vertrouwen betekent niet dat je iets maar als waarheid aanneemt, dat je zegt, ik geloof het wel. Vertrouwen betekent dat je uitprobeert wat die waarheid inhoudt, dat je die gaat beproeven en aan den lijve ervaren. Dat je die weg in gaat van inkeer in het hart dat luistert.

Ingaan in het hart dat luistert, wat betekent dat dan? En hoe doe je dat dan; ingaan in dat hart? Ik ben in mijn eigen hart gaan luisteren en heb mezelf toevertrouwd aan een kracht die met mij meeluistert en die groter is dan mijzelf. Steeds opnieuw heb ik die beweging herhaald. In mezelf luisteren naar alle gevoelens en gedachten die in mij omgaan, naar mijn zielsbewegingen heb ik geluisterd en mezelf toevertrouwt aan een kracht die mij dieper kent dan ik mezelf ken.

En ik ben veranderd. Oude wonden die ik zelf al goed kende, zijn gaan helen, op een manier die dieper is dan ik zelf had kunnen bedenken of doen. Het is niet dat ik mezelf beter ben gaan begrijpen, want ik kende mezelf al aardig goed. Zelfreflectie laat ons kijken naar de wortels van ons gedrag en dat had ik goed geoefend. Maar het ingaan in het hart dat luistert heeft me iets anders geleerd. Ik ben een weg gaan vinden uit de complexe patronen die hun oorsprong hadden in mijn pijn. En nog mooier, ik heb een bron van zachtheid in mezelf gevonden.

Ik spreek maar even voor mezelf. Maar ongetwijfeld heeft u eenzelfde ervaring, of verlangt u er naar. Vraag uzelf maar af: wat betekent dat en hoe doe ik dat? Hoe ga ik in, in het hart dat luistert? Luister naar binnen, naar uw zielsbewegingen; en luister dan met de oren van Christus, van God, die u dieper kent dan u uzelf kent en die luistert om u te willen helen. Wie weet welke weg naar heling er voor u open gaat. Wie weet wat voor kostbaars u in uzelf mag ontdekken.

Verlangen te weten wie ik ten diepste ben

Verlangen te weten wie ik ten diepste ben

Onlangs begeleidde ik een groep mensen om te verkennen wat het lezen van mystieke teksten met ieder van ons doet, wat we herkennen in ons eigen leven en hoe ze ons misschien veranderen.  We spraken over het boek Innerlijke ruimte waarin de theologe en dichter Maria de Groot haar spirituele weg omschrijft. Ze schrijft hoe vanuit de innerlijke stilte in haar enkele vragen opwellen: wie ben ik en waartoe en wie bent U die mij hierheen riep? De volgende dag raakte ik in gesprek met een jonge vrouw, die zichzelf deze vraag stelde: wie ben ik? Door stil te staan bij deze vragen kan je een diepe verwondering over je bestaan gewaar worden. Deze laat je verder verstillen tot het meest wezenlijke voelen van jezelf en zet je ook in beweging om te gaan ervaren wat werkelijk bij je past; je eigen verlangen.

We spraken er met elkaar over dat in het verstillen van het ‘iets’ willen, iets wat nog onbekend is en wat wellicht buiten ons ligt, je gevoelig kunt worden voor het wezenlijk verlangen dat in jezelf te vinden is. Dat kan een verlangen zijn te ontdekken en te ontplooien wie je ten diepste bent. In het verstillen van de verschillende stemmen die zeggen wie je zou moeten zijn, kan je die ene stem gaan horen waarin je werkelijk jezelf herkent en waartoe je je geroepen voelt.  Soms gebeurt er onverwacht iets wat je dichter bij jezelf brengt. Het is heel goed mogelijk dat je een luistervaardigheid ontwikkelt die ruimer is dan je eigen oren, doordat je open komt te staan voor een luisterend vermogen die jou dieper kent dan jij jezelf kent.  Een luisterend vermogen die je als een innerlijke stem zodanig begeleidt op je levensweg dat je ongekende eigenschappen van jezelf gaat ontdekken en vormgeven. Eigenschappen en talenten waarvan je voelt dat ze bij je horen en authentiek zijn.

Probeer het maar. Laat het maar stil worden en laat het verlangen jou maar motiveren op jouw unieke weg. Ook al is het een langzaam proces, je zult gaan veranderen, gaan helen, in je kracht gaan staan en vertrouwen krijgen in je talenten. Je zult het aandurven om weer meer jezelf te zijn en gebaande wegen te gaan verlaten. Go Other Directions.

Mijn God gelooft in mij

Mijn God gelooft in mij

Het godsbesef dat hier wordt verwoord is een omkering van wat er normaliter verstaan wordt onder geloof. Niet ik geloof in God; maar wel mijn God gelooft in mijGod gelooft in mij kan een mij totaal onverwacht overkomende ervaring zijn of een langzaam ontluikend besef. Ten diepste gaat het om een besef waardoor ik bevestigd word in mijn bestaan, met mijn duisternis en licht, mijn kwetsuren en verlangens, mijn beperkingen en mogelijkheden, mijn verdriet en vreugde, mijn woede en liefde, mijn onzekerheden en zelfvertrouwen.


God kent mij ten diepste

Het besef verwoordt in God gelooft in mij sluit aan bij mijn persoonlijke intuïtie: God kent mij ten diepste. Zo ook geloof ik dat deze intuïtie voor ieder mens toegankelijk is en dus vormt het tevens het uitgangspunt van de wijze waarop ik begeleiding geef aan mensen die dit inzicht in zichzelf willen verkennen, persoonlijk of in een groep door het lezen van mystieke teksten. Dat is een mystagogische begeleiding in het mysterie van iemands diepste wezen. In het lezen van mystieke teksten krijg ik gaandeweg voeling met mijn diepste zelf en ben ik zoekend naar woorden of beelden die kunnen uitdrukken wat mijn werkelijke verlangen is. Dit is uniek voor iedereen. Het mysterie van het diepste wezen is het meest intieme van mijzelf, mijn innigste zelf dat ik intuïtief aanvoel. Het is een mysterie omdat mijn diepste wezen nog onvermoede mogelijkheden in zich draagt die verder reiken dan wat ik al weet van mijzelf. Het is een mysterie omdat het verstand er geen controle over kan krijgen, maar de mogelijkheden die het diepste wezen biedt kunnen wel aangevoeld worden in het verlangen om mij te laten vormen in en door dit mysterie. De vormende dynamiek van het mysterie is intuïtief voelbaar in mijn verlangen.

Mystieke teksten zijn vol van God en dus ga ik in het lezen ervan zoeken naar nieuwe taal en beelden om te verwoorden en te ervaren wat er gebeurt als ik het woord God in de mond neemt. In dat zoekproces kan iemand God in zichzelf ontdekken, als de dynamiek van het mysterie die mij ten diepste vormt. God is niet een iets, een die of dat daarbuiten, maar een scheppingsproces dat zich in mijn leven aan mij mag voltrekken. Ik krijg voeling met een bewegings- en vormingskracht die mij mijn levensweg laat gaan en mij mezelf laat ontdekken in en door het goddelijk mysterie.


Voeling krijgen met mijn diepste zelf

Martin Buber spreekt over het voeling krijgen met wat kostbaar is in mij: “Ieder draagt iets kostbaars in zich, dat in geen ander te vinden is. Wat echter dit kostbare is, kan zij slechts ontdekken wanneer zij haar sterkste gevoelens, haar innigste wens, datgene in haar wat haar diepste innerlijk beroert, waarachtig beseft.” Het is een diep verlangen in mij om mijn unieke mogelijkheden en kostbare talenten te ontdekken. Daarbij vrij wordend van hoe anderen vinden dat ik zou moeten zijn, een wijze van naar mij zelf kijken door de ogen van anderen die mijn vorming mede heeft bepaald. Helaas heeft mijn innerlijke criticus zo de controle in handen dat ik zelf niet meer kan zien of niet durf te laten zien wat mijn diepste verlangen is. Mijn verlangen is dan verborgen en is soms helemaal dichtgetimmerd met ideeën over hoe ik zou moeten zijn. Ook kan mijn verlangen als het ware verlamd zijn door pijnlijke ervaringen die ik opgedaan heb in het leven. Dan wordt mijn verlangen niet meer als betrouwbaar ervaren en is het veiliger om het besef van mijn sterkste gevoelens en innigste wensen niet te laten ontluiken.

Toch, zo is de ervaring, kan het verlangen mij in beweging zetten, tegendraads aan mijn weerbarstigheid, in het opdelven van het nog onvermoede in mij. En de ervaring leert, dat als het mysterie van mijn diepste zelf in mij opgedolven wil worden, ik mag gaan vertrouwen op de dynamiek van mijn verlangen en intuïtie.


Verlangende ogen in mijn innerlijk geschetst

Door het lezen van mystieke teksten kunnen we vertrouwen gaan geven aan de wijze waarop we als het ware van binnenuit gezien, gehoord en gekend worden. Jan van het Kruis beschrijft deze ervaring: “Jij vormde, plotseling, de verlangende ogen in mijn innerlijk geschetst!” Wie ben Jij die mij verlangend aanziet en in mij een verlangen aanwakkert? Verlangende, liefdevolle ogen die open durven kijken. Open met een dubbele klemtoon: een open visie zonder oordeel en mij openend om mezelf te gaan zien zoals ik werkelijk ben. De ogen zijn geschetst in mijn diepste innerlijk en zien mijn innigste wens. Durf ik dat in al mijn kwetsbaarheid toe te laten?


Ingaan in het hart dat luistert

In een boeddhistische soetra wordt het geven van vertrouwen aan mijn verlangen verwoord als het ingaan in het hart dat luistert. “Dat ik mag ingaan tot dit hart dat luistert. Dit is mijn hart, doe hier jouw werk. 0 mededogende, kom en luister. Spreek en geef mij richting.” Een mededogend luisteren naar mij, naar het verdriet dat in mij is genesteld. Ik mag vertrouwen geven aan de innerlijke stem die zachtjes fluistert: Wat zou jij willen dat er van jou gehoord wordt? Wat verlang jij ten diepste?


Voelen als een kunstenaar

Michelangelo zou eens gezegd hebben: “In deze steen zit een kunstwerk verscholen en ik ben het aan het bevrijden.” Wie ik ten diepste ben is al verborgen in mij aanwezig, als een mysterie, en de kunstenaar heeft de vaardigheid en het aanvoelingsvermogen nodig om mij voorzichtig uit de steen te hakken en vrij te maken van alles wat in de weg zit. Een kunstenaar kijkt naar de innerlijke vorm, voelt de weerbarstigheid van het gesteente, hoort het kloppen van de hamer en voelt met handen en vingertoppen hoe het gesteente zich vormt. Mijn diepste verlangen, mijn innigste wens, is als de intuïtie van een kunstenaar die voeling heeft met mijn diepste zelf als de mysterieuze, creatieve, scheppende en richtinggevende kracht in mijn leven.